MODY - Maturity Onset Diabetes of the Young
WAT IS MODY DIABETES?
MODY staat voor Maturity Onset Diabetes of the Young. Het is een vorm van monogene diabetes die meestal op vrij jonge leeftijd ontstaat, met een sterk familiaal karakter. MODY is erfelijk, met een overervingskans is 1 op 2. Deze specifieke vorm van diabetes wordt veroorzaakt door één specifiek gen, wat resulteert in een sterk familiaal karakter.
Ongeveer 2-5% van de personen met diabetes zou een MODY-vorm hebben. De diagnose wordt vaak laattijdig gesteld of verward met type 1 of type 2 diabetes. Nochtans is een juiste diagnosestelling essentieel om de behandeling te optimaliseren en een beeld te hebben over het verloop. Tegenwoordig zijn er goede genetische testen beschikbaar (via het Belgisch Diabetes Register).
MONOGENE DIABETES?
Met monogeen wordt bedoeld dat er slechts 1 gen (erfelijke factor) betrokken is, in het bijzonder gaat het om een defect ter hoogte van de insulineaanmaak of -werking. Daarmee onderscheidt MODY zich duidelijk van type 1 en type 2 diabetes, waarbij tegelijk meerdere erfelijke factoren in het geding zijn (= polygenetisch). MODY is een verzamelnaam voor een hele reeks verwante vormen van monogenetische diabetes. Er zijn namelijk verschillende types MODY die met een nummer (MODY 1, 2, 3 …) aanduid worden. 70% van de personen met MODY diabetes hebben de vorm MODY-2 of MODY-3.
WAT ZIJN DE KENMERKEN VAN MODY?
Kenmerkend voor MODY is:
- Sterk familiaal voorkomen
- Vroeg ontstaan (jonger dan 25 jaar, aanwezig bij minimaal 1 familielid en liefst 2 familieleden)
- Niet-insulineafhankelijk op jonge leeftijd (dan nog steeds eigen insulinesecretie)
- Afwezigheid van auto-immuniteit (geen antistoffen)
MODY-1, MODY-2, MODY-3
Het beeld van MODY is dus sterk verschillend van dat van zowel type 1 als type 2 diabetes.
Bij MODY-1 is het HNF4A aangetast, wat leidt tot een verminderde insuline-afgifte. Zo'n 5% van de personen die MODY hebben, hebben deze vorm. In de eerste jaren kunnen diabetestabletten volstaan als behandeling, maar uiteindelijk zal insuline of een GLP-1-analoog nodig zijn.
Bij MODY-2 treedt het genetisch effect op ter hoogte van de erfelijke code voor het enzym glucokinase, dat we mogen beschouwen als de ‘glucosemeter’ van de bètacel. Dit veroorzaakt een mildere diabetesvorm, die gewoonlijk met leefstijl en zonder diabetesmedicatie kan worden behandeld. Het risico op chronische complicaties is niet verhoogd.
Bij MODY-3 bevindt de fout zich ter hoogte van het zogenoemde HNF1alfa-gen, wat zorgt voor een verminderde insulinevrijstelling. In de eerste jaren kan een kleine dosis diabetestabletten (sulfonylureum) volstaan, maar uiteindelijk is er toch insulinebehandeling nodig. In een ver gevorderd stadium is de diabetes soms moeilijk te regelen. Het risico op verwikkelingen ligt in lijn met type 1 en type 2 diabetes, wat betekent dat MODY-3 zeer goed moet opgevolgd worden.