Diabetes: insuline
Wat is insuline?
Insuline is een hormoon geproduceerd door de bètacellen van de pancreas. Het doet de bloedsuikerspiegel dalen en moet onderhuids worden ingespoten. Insuline bereikt via het bloed de lichaamscellen waarop het zich vastbindt, om glucose (suiker) naar binnen te laten gaan. Dit gaat volgens een sleutel-in-slotprincipe waarbij insuline de sleutel voorstelt waardoor glucose de cel in kan. De cel gebruikt de glucose vervolgens als energiebron.
Welke behandeling voor wie?
Diabetes type 1
De behandeling bestaat altijd uit insulinetoediening.
Diabetes type 2
Bij de diagnose diabetes type 2 wordt gestart met leefstijladvies, al dan niet in combinatie met suikerverlagende tabletten of inspuitbare medicatie. Doorheen de jaren gaat de pancreasfunctie achteruit. Indien dit gepaard gaat met een slechte bloedsuikerregeling, kan op een gegeven moment een insulinebehandeling nodig zijn.
Inspuittechnieken
Het inspuiten van insuline met een insulinepen is nog steeds de meest gebruikte manier. Hiervoor bestaan er voorgevulde of herbruikbare pennen. Een juiste inspuittechniek draagt in belangrijke mate bij tot een goede bloedsuikerregeling. De ingespoten insuline wordt subcutaan (= onderhuids) toegediend.
Geschikte inspuitplaatsen zijn de buik, dijen en billen.
Praktisch
- Controleer de pen op fouten. Zit er nog voldoende insuline in het patroon?
- Alle menginsulines en sommige traagwerkende insulines minimum 20 keer rollen of zachtjes kantelen tot een homogene vloeistof. Niet schudden!
- Plaats je pennaald (4-6 mm) loodrecht op de pen en spuit 2 eenheden weg.
- Hanteer een loodrechte inspuiting zonder huidplooi.
Bij pennaalden > 6 mm wordt een inspuiting met huidplooi geadviseerd. - Laat de naald 10 seconden in de huid zitten nadat de doseerknop volledig is ingeduwd.
- Verwijder de naald en deponeer in de naaldcontainer.
Afwisseling loont!
Wissel steeds voldoende af tussen de verschillende inspuitplaatsen.
Controleer elke dag de inspuitzone. Indien je knobbels, verhardingen, kleurveranderingen of overgevoeligheden vaststelt, moet je dit melden aan je behandelend arts of verpleegkundige. Zolang deze niet verdwenen zijn, is het aangewezen om niet langer in de betrokken zone te spuiten. Een insuline-inspuiting mag geen pijn doen. Vermijd daarom de navel en de binnenkant van de dij, gezien hier veel gevoelszenuwen lopen. Te diep inspuiten (in de spier) kan pijnlijk zijn en mogelijk een lage bloedsuiker of hypoglycemie veroorzaken (insuline wordt sneller opgenomen).
Bespreek knobbels/verhardingen ter hoogte van de inspuitzone tijdig met je behandelend arts.
Bijsluiters van medicatie kan je hier raadplegen door op merknaam bv. Lantus® te zoeken. Bij twijfel of vragen over de werking, dosering en/of bijwerkingen van medicatie, neem je best contact op met je behandelend arts.
Hoe bewaar je insuline?
- Niet gebruikte insuline bewaar je best bij 2-8°C ( bv. in de groentelade van je koelkast) en is tot de vervaldatum houdbaar;
- insuline in gebruik bewaar je op kamertemperatuur (maximum 4 weken houdbaar).
Bevroren insuline verliest zijn werking ! Stijgt de temperatuur (> 30 °C), dan bewaar je de insuline het best in een ‘Frio tasje’.
Verschillende versie zijn te koop via de webshop. Leden krijgen bovendien tot 25% korting!
Herbruikbaar
- Stevige pen, te gebruiken met een insulinepatroon;
- de stamper kan eenvoudig in de pen worden weggeduwd;
- dosiscorrectie is mogelijk door terugdraaien.
Voorgevuld
- De pen blokkeert automatisch als er minder insuline in het patroon is dan het aantal ingestelde eenheden (ook de herbruikbare pennen hebben meestal deze mogelijkheid);
- gebruiksklaar bij aankoop;
- licht materiaal;
- geen patroonwissel nodig;
- mag als het opgebruikt is mee met het huisvuil (zonder pennaald wel te verstaan).
Pennaalden en lancetten moeten verwijderd worden via goedgekeurde naaldcontainers. Deze zijn te koop bij de apotheek, medische groothandel en via de webshop van de Diabetes Liga. Wanneer deze vol zijn kan je de naaldcontainer definitief afsluiten (met het desbetreffende deksel) en afgeven bij het KGA (Klein Gevaarlijk Afval) in het containerpark. Met vervallen medicatie en insuline kan je bij je apotheker terecht.
- Bloedglucosestrips (al dan niet gebruikt) en lege voorgevulde insulinepennen (zonder naald) moeten bij het restafval;
- wegwerppennen (zonder naald!) horen niet thuis in de PMD;
- Lege insulinepatronen/flesjes (glas) horen ook thuis bij het restafval. Wanneer ze bij het glasafval worden gedeponeerd, verstoren ze het recyclageproces, dit voornamelijk omdat de stickers zeer moeilijk machinaal verwijderd kunnen worden. Daarnaast gaat het vaak om glas met een andere samenstelling dan het verpakkingsglas van bv. drankflessen en bevatten ze ook andere materialen zoals metalen of kunststof dopjes.
- Is jouw (oude) bloedglucosemeter stuk, dan kan je deze recycleren via de daarvoor bestemde inzamelpunten.