Van sportdagen op de lagere school herinner ik me vooral dat ik een pakje Dextro Energy meesmokkelde van huis. In de pauze tussen twee wedstrijden duwde ik stiekem blokjes ‘doping’ in m’n mond, met het geloof dat ik dan beter zou presteren. Op een paar uur at ik een heel pakje op. Lang dacht ik, ondanks dat de endocrinoloog het ontkende, dat ik de suikerziekte over mezelf had afgeroepen, dat het mijn verdiende loon was geweest - ik had voor mijn twaalfde de volledige voorraad insuline in mijn lichaam opgebruikt, een voorraad waarmee anderen zich een heel leven redden.


Diabetes is op vele vlakken vervelend, maar het lastigste vind ik de hypo’s, en dat ik nu geregeld druivensuiker móet eten. Lage bloedsuikerwaarden komen nooit op het juiste moment (nooit wanneer je een suikerspinmachine passeert, wél wanneer je gehaast onderweg bent, of nadat je je tanden al gepoetst hebt). Na twintig jaar diabetes type 1 zou ik inmiddels de met – tegenzin – geconsumeerde pakjes Dextro Energy in de lengte kunnen opstapelen en de hoogte van een klein flatgebouw bekomen.


Als ik mijn tienjarige zelf zou vertellen over mijn afkeer voor Dextro Energie, zou die me gek verklaren, maar toch, ik huiver al slechts bij de gedachte aan die chemische nasmaak van citroen, appelsien of ‘klassiek’, aan de korzelige textuur, aan het in beverige halfslaap eentje moeten opzuigen en dan ’s ochtends wakker worden met een kleverige mondholte. Vrijwel alle soorten, smaken en merken van druivensuiker heb ik afgewisseld, maar de afkeer blijkt onomkeerbaar.
 

Nu, om eerlijk te zijn: juist die afkeer maakt het gebruik ervan ook handig.
Ten eerste: ik kan erop rekenen dat ik altijd een voorraadje druivensuiker op zak heb. Al het andere wat ik in mijn rugzak meedraag als versnapering voor in hoge nood – gedroogde abrikozen, speculaasjes – eet ik stiekem op als tussendoortje en wanneer ik het écht nodig heb, is het foetsie.


Ten tweede: ik moet nooit extra insuline inspuiten na een hypo die ik opvang met dextrose, juist omdat ik de inname ervan nooit overdrijf. Dat, in tegenstelling tot van die zware hypo’s waarbij de theorie van verplegers (‘voorzichtig opsuikeren met twee druivensuikers, glas water drinken en wachten tot het inwerkt’) je gestolen kan worden, je slechts nog uit wankele, beverige randen bestaat en je, om te voorkomen dat je in elkaar klapt, al het eetbare binnen handbereik opschrokt – cornflakes met fruitsap, banaan met cola ... – als het maar helpt.

Lize Spit