"Opstaan om vijf uur en door het koude water de zee in!"
Toegegeven: die titel staat ver van de realiteit en dient vooral om de aandacht te trekken. Het Zeepreventorium in De Haan heeft een strenge gevel maar binnen is het warm en zorgend. Dat mag, want de jongeren die er verblijven hebben elkaar én het team nodig.
Er staan slagbomen en je wandelt er niet zomaar binnen. Een druilerige kust heeft altijd iets mistroostigs, maar dat laten de jongeren niet aan hun hart komen. “Het ziet er alleen maar uit als een gevangenis”, zeggen ze, en de knipoog verraadt meteen dat hier vooral vrijheid en gemoedsrust heersen. “Al moet je van die gevangenis nu ook de titel niet maken.” Bijna gelukt, dat laatste …
Het zijn drie enthousiaste vertellers. Twee iets meer dan de derde, maar dat geeft niet. Ze delen voor een groot stuk hetzelfde verhaal en net dat is een geruststelling voor Lilly, Aziz en Yliaz. De tieners ruilen maandenlang hun gezin en thuis in ‘het binnenland’ voor een kamer in De Haan. Bijna volwassen zijn ze, en ze voeren al jaren een gevecht. Met de weegschaal, met wat anderen van hen denken, met hun plaats in de wereld en vooral met zichzelf. Toch zien ze het zitten. Niet altijd en niet noodzakelijk even hard, maar dan trekken ze elkaar erdoorheen.
Tijdens het gesprek – waarvoor ze hun strakke dagschema en een stuk fruit laten staan – evolueren ze zoals ze tijdens hun verblijf ook zullen doen. Ze hebben even tijd nodig en het woord ‘dik’ valt aanvankelijk nog. Alsof ze er van uitgaan dat de lezer van dit stuk hen automatisch toch die stempel zal geven. Dan kunnen ze het net zo goed zelf doen en de controle deels behouden. ‘Dik’ maakt gaandeweg plaats voor ‘zich beter voelen’. Voor ‘mee kunnen en mee mogen doen’. Voor ‘deel uitmaken van iets’ en uiteindelijk ook voor ‘zelfvertrouwen’ en ‘zelfstandigheid’. Het gesprek volgt daarmee de lijn die het drietal ook in het echt zal volgen.
“Lichter en gezonder worden is één, jezelf graag zien is een tweede belangrijke zaak. Daaraan werken we hier ook. Jezelf ‘slecht zien’ is een probleem.”
Lilly, Aziz en Yliaz zijn gehard door anderen en hard voor zichzelf. “Al zegt iedereen dat het geen falen is als het even mislukt, zo voelt het diep vanbinnen wel.” Tegelijk weten ze dat ze zelf de sleutel in handen hebben: “Het is aan ons om het goed te doen.” Ze koppelen daar bovendien een grote verantwoordelijkheid aan vast. “Na mij wacht iemand anders, dus ik wil mijn tijd hier de moeite maken. Ik mag het niet verspelen.”
Ze weten dat er nog werk aan is. Dat er werk aan zal blijven zijn. Ze beseffen dat het een lange weg is maar ook lange wegen leiden naar positieve en mooie bestemmingen.